|
Eerste Akte
Eerste Toneel (1e
akte)
Aan het begin van de
13e eeuw. Venus is de Godin van de Liefde. Haar rijk is gevestigd in de
Hörselberg en wordt bevolkt door
bacchanten, faunen, saters, nimfen en jongelingen die elkaar liefhebben.
Aan haar zijde zijn ook de drie
Gratiën, lieftallige Godinnen. De
nimfen beginnen een steeds wilder wordende dans, waaraan meer en meer
jongelingen deelnemen. De ruime grot is doortrokken van rood-rose
nevels. Nadat het hoogtepunt van de dans bereikt is treedt er een
algemene matheid in en trekken de jongelingen zich paarsgewijs terug om
in elkaars armen te rusten. Venus met aan haar zijde Tannhäuser
beziet het tafereel.
|
 |
|
Venus |
Tweede Toneel (1e
akte)
Tannhäuser
heeft het hof van Landgraaf Hermann von Thüringen
verlaten en leeft al geruime tijd als minnaar van Venus bij haar in de Hörselberg.
Hij verlangt terug naar de zon en de buitenlucht, maar Venus wil hem
niet laten gaan en noemt hem een verrader. Als Tannhäuser
zegt dat zijn heilbrengster Maria is, zakt Venus met een schreeuw in
elkaar en verdwijnt.
Derde Toneel (1e
akte)
Plotseling staat Tannhäuser
in de buitenlucht met een blauwe hemel boven zich. Het geluid van
schaapsbellen is in het dal te horen. Een jonge herder zingt een lied
als welkom voor de Mei-maand en speelt een melodie op zijn schalmei
(herdersfluit). Uit de richting van de Wartburg is het gezang van oudere
pelgrims te horen, zij zijn op weg naar Rome om boete te doen, en
vergeving voor hun zonden te vragen. Als de stoet pelgrims voorbij komt
zinkt Tannhäuser diep ontroerd op zijn knieën
en bidt tot God dat ook hij zondaar is en gebukt gaat onder een zware
zondenlast.
Vierde Toneel (1e
akte)
De Landgraaf met zijn
jachtgezelschap stuit op Tannhäuser, die in
gebed is verzonken. Wolfram von Eschenbach herkent hem als eerste, en
dan herkennen ook de anderen de ridder die ooit in arrogante trots hun
kring verliet. Ze vragen Tannhäuser om zich
weer als vriend bij hen aan te sluiten. Tannhäuser
verzoent zich met zijn oude vrienden, maar wil alleen verder trekken.
Het gezelschap probeert hem te overreden om te blijven, pas wanneer
Wolfram de naam van Elisabeth noemt, geeft Tannhäuser
zich gewonnen. Elisabeth, de nicht van de Landgraaf, is verliefd op
Tannhäuser en verlangt hem te zien. Tannhäuser
roemt de mooie lentedag, die hem zoveel geluk brengt en wil zo snel
mogelijk naar Elisabeth. In het dal komen vele jagers samen, die in
antwoord op een hoornstoot van de Landgraaf, luid op hun hoorns blazen.
 |
Wartburg |
Naar Boven |
|